Spuikraan

Uit tutiwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Hoofdpagina | Ketels | Appendages

De spuikraan is onder aan de ketelromp bevestigd en wordt gebruikt om de ketel leeg te maken. De ketel wordt gespuid als in de ketel nog een druk heerst van 2 tot 3 kg/cm². Door het openen van de spuikraan wordt de ketel door de stoomdruk, via de spuileiding, naar buiten leeggeblazen. Spuien onder druk voorkomt verstopping van de spuikraan en spuileiding door meegevoerd slib en ketelsteen. De ketel mag alleen gespuid worden als het vuur gedoofd is en het brandwerk en de vuurbrug voldoende afgekoeld zijn. De spuikraan bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Huis.
  • Plug.
  • Deksel.
  • Drukstuk of gland.
Spuikraan.jpg

Figuur geeft de spuikraan in geopende stand weer. Als de plug een kwart slag gedraaid wordt, is de spuikraan gesloten. Bij een doorlaat groter dan 32 millimeter is een deksel verplicht. De diameter van het gat in het deksel moet kleiner zijn dan de grootste diameter van de plug. De plug kan dan niet uit het huis geperst worden wanneer de tapeinden van het drukstuk afbreken tijdens het aanzetten van de moeren bij een ketel onder druk. Het deksel mag de plug niet aandrukken. De plug wordt dan te vast in het kraanhuis gedrukt, waardoor deze niet meer in een andere stand gedraaid kan worden. Om dezelfde reden mag het drukstuk niet te vast aangezet worden. De plug wordt door het drukstuk en de daaronder liggende pakking zodanig aangedrukt, dat het conische gedeelte van de plug goed aanligt tegen het conische gedeelte in het huis. Tussen de onderkant van de plug en het kraanhuis moet altijd enige ruimte aanwezig zijn. Is dit niet het geval dan steunt de onderkant van de plug op de bodem van het huis, de conische vlakken van de plug en het huis liggen niet meer op elkaar aan en de spuikraan laat door. Bij plugkranen moet de stand van de plugopening door middel van merktekens boven op de plugsteel aangegeven zijn, zodat men altijd kan zien in welke stand de plug staat. Tijdens het spuien moet erop gelet worden dat er geen onderdruk in de ketel ontstaat. Ketels zijn geconstrueerd op overdruk en niet op onderdruk. Voldoende beluchting is dus noodzakelijk.