Fliervoet

Uit tutiwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Hoofdpagina | Beroemde namen

Louis Fliervoet

Familie-Fliervoet.jpg

Tijdens de bezoekjes van een aantal oud-medewerkers aan het gemaal (Liewe Elzinga - overleden in 2009 - Piet van Geenen en Maurice Termont) zijn ze ‘uitgehoord’ met als doel iets van hun ervaringen en belevenissen op De Tuut vast te kunnen leggen. In hun verhalen werd de naam Fliervoet veelvuldig genoemd. Hij was de machinist die er tijdens de bouw kwam werken tot aan zijn pensioen in 1954. Twee belangrijke gebeurtenissen markeerden zijn lange werkzame periode op De Tuut. Ten eerste de overstroming in 1926 en ten tweede de 2de wereldoorlog. Helaas zijn er uit die periodes weinig of geen gegevens meer te vinden. Zelfs niet in de vorm van wachtboeken. Zo hadden we graag willen weten of het gemaal tijdens de overstroming onder water heeft gestaan en hoe alles er tijdens de oorlog aan toe ging. Wat dat laatste betreft: waren er voldoende kolen om de ketels te kunnen stoken?

Eerste machinist

Louis Fliervoet was de eerste machinist op Stoomgemaal De Tuut; hij was in dienst van het Waterschap de Gecombineerde Waterlossing der Polderdistricten “Rijk van Nijmegen” en “Maas en Waal” te Druten. De oude benaming voor het gemaal, zoals we die ook tegenkomen in de vergunning voor de stoomketels, was Appelternsche Sluis. Louis Fliervoet werd geboren in Rosmalen op 26 januari 1889. Zijn vader was machinist bij het Staats Spoor (Louis is dus met ‘stoomverhalen’ opgegroeid) en woonde vanwege zijn werk in diverse plaatsen in Nederland. Louis kwam uit een groot gezin, er waren veertien kinderen. Hij groeide op in Utrecht, Rotterdam en Nijmegen. In deze laatste stad ging hij naar de ambachtsschool, waar hij leerde smeden en metaal bewerken.

gemaal Maasbommel

Maasbommels gemaal

Voordat Louis in 1918 bij Stoomgemaal De Tuut kwam werken (hij was toen ongeveer 29 jaar), was hij als machinist werkzaam op het Maasbommels gemaal. Dit stoomgemaal was oorspronkelijk gebouwd in 1867 en is omgebouwd in 1911. Er werd daar toen een nieuwe Stork installatie geplaatst met één in plaats van twee ketels, een stoommachine en een centrifugaalpomp. Volgens het gemeentearchief is Louis op 15 maart 1910 ingeschreven in Maasbommel. Waarschijnlijk is hij dus betrokken geweest bij de ombouw en inbedrijfstelling van dit gemaal voor de dorpspolder Maasbommel. De stoommachine en de ketel daar waren vrijwel identiek aan de latere installatie op De Tuut. Louis had dus ervaring met dit soort ketels en machines. Naast het Maasbommels gemaal stond de machinistenwoning (uiteraard in die tijd nog zonder stromend water, elektriciteit of gas), want de machinist van het gemaal had een belangrijke taak en was verplicht naast het gemaal te wonen. Zijn werk bestond uit het bedienen en onderhouden van de installatie en zijn salaris in die tijd bedroeg ca. zeshonderd gulden per jaar met vrij wonen, vuur en licht, zoals dat toen genoemd werd.

Sollicitatie

Louis (voluit Lodewijk Marinus Fliervoet) trouwde op 21 oktober 1913 met Nel (Petronella Johanna Schonenberg) uit Maasbommel. Ze kregen drie kinderen. Hoe de benoeming van Louis als machinist op Stoomgemaal De Tuut precies tot stand is gekomen, blijft onduidelijk. Johan Christiaan Greep, die als machinist op het gemaal in Acquoy werkte, had ook naar deze baan op De Tuut gesolliciteerd. Maar dat ging vlak voor zijn verhuizing niet door omdat Fliervoet toen werd benoemd. Mogelijk is diens ervaring met het in gebruik nemen van een nieuwe installatie doorslaggevend geweest, maar dat is gissen. Johan Christiaan Greep vertrok echter toch uit Acquoy en werd machinist op het Maasbommels gemaal, dat tot 1945 in werking bleef. Daarna verhuisde de familie Greep naar Stoomgemaal De Blauwe Sluis, eveneens in de gemeente Appeltern.

Zoals gezegd ging Louis Fliervoet dus als machinist van Stoomgemaal Maasbommel naar het in aanbouw zijnde, veel grotere en iets modernere stoomgemaal De Tuut.

Dagboek van de bouw

Machinekamer met drijfriemen

In het dagboek van opzichter G.J. Arntz (zoals gevonden in het archief van Royal Haskoning) dat tijdens de bouw van De Tuut is bijgehouden, werd de naam Louis Fliervoet voor het eerst genoemd op 6 september 1918, toen hij kwam informeren naar zijn toekomstige machinistenwoning. Op 31 oktober 1918 verhuisde hij naar Appeltern. Tijdens de bouw van het stoomgemaal was hij dus al in beeld. In het dagboek van opzichter Arntz wordt hij dan al diverse keren genoemd, bijv. als hij werkzaamheden verricht aan ijzerwerk van een balkon (het is onduidelijk wat hiermee wordt bedoeld) bij smid Loeffen in Appeltern. Volgens het dagboek van de bouwopzichter kwam het gemaal in het voorjaar van 1919 helemaal écht in bedrijf.

Opleiding

Het werd belangrijk geacht om kennis van de installatie vooral te verkrijgen via de leverancier,in dit geval Stork. Dit staat o.a. vermeld in de inleiding over ‘de betrekking van machinist’ in het boek: De gids voor machinisten, geschreven door E.F. Scholl in 1918. Dit boek was speciaal geschreven voor ‘machinisten bij poldergemalen, op fabrieken, locomotieven en stoombooten. Tevens geschikt tot leidraad voor fabrikanten, ingenieurs en studeerenden.’ De stokers van de ketels waren mensen die ook voor de polderdistricten werkten en die werden opgeroepen als de ketels gestookt moesten worden. Ook werden zij ingezet om de ketels schoon te bikken van ketelsteen. Dat was vreselijk zwaar werk waarbij ze soms liggend op hun rug onder de vuurgangen moesten bikken. De ketelsteen werd dan met stoffer en blik verwijderd. Nu doen we dat - gelukkig - met een stofzuiger.

De installatie

De complete Stork installatie bestond en bestaat trouwens nog steeds uit drie ingemetselde stoomketels (in een zgn. ketelbatterij), twee stoommachines en twee bemalingspompen. Dit alles nog in originele staat en dat is uniek in Nederland. De ketels zijn tankketels met vuurgangen. Oorspronkelijk waren ze voorzien van speciale lucht- toevoerleidingen en kleppen om het verbrandingsproces met extra verbrandingslucht te optimaliseren. Dit principe noemt men het aanblazen van het vuur en het werd toegepast als de weer- stand in de brandstoflaag te groot was. Het schijnt dat er in het allereerste begin in plaats van steen- kool ook bruinkool werd gestookt. Het ‘waarom’ is een vraag die ik graag nog aan Louis Fliervoet had willen stellen. Langs de ketels loopt ondergronds nog steeds een gemetseld luchtkanaal. De lucht naar dit kanaal werd aangevoerd door een ventilator die in het kleine keldertje van de machinekamer stond. Via aftakkingen ging de ver- brandingslucht toen naar de aspit van de ketel. Hierdoor kreeg de brandstof extra verbrandingslucht (zgn. onderwind) toegevoerd. De ventilator werd vanaf de stoommachines aangedreven door een riemenwerk, waarvan de aandrijfassen ook nu nog te zien zijn. Deze ventilator is helaas gesloopt omdat hij toch niet meer gebruikt werd. Uiteraard zullen we t.z.t. proberen om deze riemaandrijving weer aan te brengen.

Voorgevel in zwartwit.jpg

Huisvesting

De machinist van het gemaal woonde destijds in een van de twee huizen die naast De Tuut werden gebouwd, en wel in het dichtstbijzijnde. Het andere, iets grotere huis was voor de opzichter. Achter beide huizen was - zoals gebruikelijk - een flinke lap grond die als moestuin gebruikt werd. Steenkool (voor verwarming en voor het fornuis) werd door het stoomgemaal gratis verstrekt.

Gezin

Het gezin Fliervoet met de kinderen Antoon, Jan en Bertha (inmiddels allen overleden) had volgens mevrouw Savelkouls een gelukkige tijd in Appeltern. Zij was een schoolvriendin van Bertha, de dochter van Fliervoet. Daardoor heeft zij Louis goed gekend en kon ze mij nog e.e.a. over hem vertellen. Het gemaal werd in verband met de veiligheid voor het publiek afgeschermd, zo liet ze mij weten, en dan met name tijdens het pompen. De machinekamer was het heiligdom van de machinist. Hij zag er schoon en glimmend uit, met een mooie tegelvloer. Over het algemeen kwamen er weinig me nsen op het gemaal. Zelf was mevrouw Savelkouls er in al die jaren slechts eenmaal geweest.

Fliervoet als mens

Om een beeld te schetsen van het Appeltern in vroeger dagen en wat Louis Fliervoet toen voor de gemeenschap heeft betekend, volgen hier enkele herinneringen aan deze machinist van mensen die hem goed gekend hebben. Uit veel verhalen komt naar voren dat Fliervoet een sociaal zeer bewogen man is geweest. Hij was van het degelijke soort, een vakman, nauwgezet in zijn werk en tegelijkertijd vol humor. Maar bovenal een man die bijzonder behulpzaam en aardig was. Voor Appeltern heeft hij veel betekend. Zo sleep hij ’s winters, als er ijs lag op de Wetering, de schaatsen van menigeen. En … wanneer er door de vorst een vrachtauto van de firma Mulders weer eens niet wilde starten, dan zorgde Fliervoet ervoor dat deze naar De Tuut werd gesleept en vervolgens met de neus in het ketelhuis werd gezet om te ontdooien. Voorts zat hij in het bestuur van de Boerenleenbank, die in 1933 zijn 25-jarig bestaan vierde en waarvan toen een groepsfoto is gemaakt bij de kerk (let op: er staan enkel mannen op deze foto!!!)

Fliervoet boerenleenbank.jpg

Toneelvereniging

Fliervoet was een gelovig man en zeer betrokken bij de (roomskatholieke) kerk. Op zondagen en bij uitvaarten en huwelijken zong hij in een gregoriaans koor. Daarnaast speelde hij graag toneel (het liefst kluchten) bij de toneelvereniging St. Caecilia. Er werd geoefend in een ruimte onder de kerk. Mevrouw Savelkouls herinnert zich nog hoe zij in haar jeugd - samen met Bertha, de dochter van Fliervoet, - stiekum door de ramen keek om een glimp van de repetities op te vangen. En dan zagen ze hoe machinist Fliervoet zich vaak niet aan de tekst hield en daardoor de andere spelers dikwijls uit hun concentratie bracht.

Electriciteitsnet

In de jaren na de eerste wereldoorlog was er in Appeltern nog geen elektriciteit. Die werd pas aangelegd in 1933. Vóór die tijd werden de huizen verlicht door middel van olie- of carbidlampen en later kwam er ook gasverlichting. Het moet beslist naargeestig zijn geweest om bij het licht van enkele olielampen een installatie als De Tuut in bedrijf te hebben. Zoals gezegd werd in 1933 de elektriciteitslijn doorgetrokken naar Appeltern. Via een bovengronds netwerk met houten palen konden de bewoners dan eindelijk van stroom worden voorzien (‘een zegen voor de mensheid’, volgens de PGEM). Naar het schijnt heeft ook machinist Fliervoet meegeholpen om de bedrading in de diverse huizen aan te leggen. Wellicht ook in De Tuut???


{Bron: Monumentaal 2009 nr 1 en 2010 nr 1)