Elzinga

Uit tutiwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Hoofdpagina | Beroemde namen

Herinneringen van Lieuwe Elzinga, de laatste machinist

Elzinga in 2006.jpg

In september 1962 kwam Lieuwe Elzinga als machinist op stoomgemaal De Tuut werken. Hij was de opvolger van de allereerste machinist Lowie Fliervoet, die sinds de bouw van het gemaal in 1918 in dienst was. Lieuwe Elzinga had een opleiding gevolgd als machinist op de zeevaartschool in Groningen. Aansluitend had hij gevaren en daarna was hij een tijdje machinist bij het waterleiding-bedrijf in Friesland. Dat was een functie in continudienst. Hij solliciteerde naar de functie van machinist op de Tuut, omdat hij liever geen continudienst meer wilde lopen. De vacature stond in het polytechnisch tijdschrift. Het sollicitatiegesprek vond plaats op het kantoor van het waterschap in Nijmegen met dijkgraaf Voogd. Elzinga herinnert zich nog dat dit gesprek werd gevoerd in een mooie, ouderwets ‘rijke’ kamer met een vooroorlogse sfeer. Het maakte indruk en dat was ook de bedoeling. Na bezichtiging van de dienstwoning in Appeltern wist Elzinga te bedingen dat er in het huis een douche en een dakkapel werden geplaatst. Bij zijn salaris waren huur, water, kolen en elektriciteit inbegrepen. Gekookt werd er op flessengas. De oude machinist Fliervoet was toen al met pensioen. Het gemaal werd in die tussenliggende periode kennelijk bediend door andere machinisten. Wel is Lowie Fliervoet nog een keer langs geweest om het nodige over de installatie te vertellen. In 1965 is hij overleden. Naast de dienstwoning van de machinist was ook de dienstwoning van opzichter M. Termont. Zoals gebruikelijk was de woning van de opzichter ruimer dan de woning van de machinist. Er waren destijds twee opzichters in het rivierenland (de andere heette Christiaansen), die elk een stuk van het poldergebied beheerden. De stokers die in dienst waren van het waterschap en die meestal in de polders werkten, gingen op afroep naar het stoomgemaal. Het waren vaak ervaren krachten die de stook-installatie door en door kenden.

Bij regen en veel kwelwater werden, afhankelijk van de Maasstand, de schuiven van de oude sluis omhoog of omlaag getrokken door de machinist. Deze schuiven werden tijdens de restauratie van de sluisjes in 2005 verwijderd. Door de aanleg in 2000 van de nieuwe Maasdijk, met nieuwe schuiven, waren de vorige overbodig geworden. Op zeer oude foto’s echter zijn ze nog duidelijk te zien. Het is niet bekend wanneer deze ooit zijn aangebracht. Voordat het gemaal in 1918 werd gebouwd, waren er in ieder geval al twee uit 1840 daterende sluisdoorgangen (Noord en Zuid), elk met puntdeuren. Werd het waterpeil in de Maas te hoog, waardoor er geen natuurlijke afwatering meer kon plaatsvinden, dan gingen de twee schuiven dicht en kwam er een sein van de dijkgraaf om te gaan pompen. Dit na overleg met de opzichters Christiaansen en Termond.

Op de oude, voormalige, zuidelijke sluis, waar nu de twee persbuizen van de twee bemalingspompen uitkomen, stond destijds een meetpaal. In die meetpaal was een schijfmeter aangebracht die het niveau van de Maas op papier schreef over een bepaald tijdstraject. Helaas is deze meetpaal tijdens de restauratie van de sluisjes verdwenen. Ook via de radio kreeg men informatie over het waterpeil in de Maas bij Borgharen (Zuid- Limburg).

De twee grote ketels in het stoomgemaal waren altijd gevuld met water. Alleen bij de twee jaarlijkse stoomwezenkeuringen werden ze afgespuid. Elzinga heeft de kleine ketel nooit gebruikt. Bij de laatste stoomwezenkeuring werden de appendages niet meer geheel gedemonteerd. De ambtenaar ging de ketel in en dat was het dan. Het dieselgemaal Bloemers was namelijk al in aanbouw en het stoomgemaal zou immers toch worden gesloopt.

In bedrijf nemen

Nadat het sein van opstoken was gegeven, ging de machinist de ketels vast van een klein vuurtje voorzien en dat gloeide dan lekker door totdat de echte stokers kwamen. Als eerste werd Ketel 2 opgestookt. De kolen werden vanuit de loods met kruiwagens aangevoerd en op de grond gestort. Vervolgens werden ze met een speciale schop, die er anders uitzag dan we nu hebben, in de ketel geschept. Deze schop had een soort vleugelvorm, waardoor de kolen a.h.w. uit elkaar vlogen als ze in de vuurgang werden gegooid, zodat ze over het rooster in de volle breedte verdeeld werden. Het stoken van de ketels werd helemaal overgelaten aan de stokers. Zij moesten de stoom leveren en er werd geen aandacht geschonken aan de manier waarop dat gebeurde. Er werd dus fors (tegen de pen aan, zoals dat heet) gestookt. Elzinga heeft wel eens meegemaakt dat er roosterijzers kapot gingen. Deze zakten dan in elkaar, omdat ze onvoldoende door de verbrandingslucht gekoeld werden. Onlangs nog werd er tijdens graafwerkzaamheden een gebroken exemplaar gevonden. De roosterijzers van Ketel 1, 2 en 3 werden nogal eens uitgewisseld, omdat er geen reserve exemplaren aanwezig waren. Er werd meestal met één ketel en twee pompen gedraaid. Alleen als het noodzakelijk was om veel te pompen, werden er twee ketels opgestart. In sommige gevallen moest er wel een maand lang gepompt worden om het gebied droog te houden. Als het ging vriezen, werd Ketel 2 op een lage druk opgestookt en dan werd de stoom naar de machines gevoerd en vervolgens via een voorwarmkraan naar buiten. Alles bleef dan lekker warm.

Kolen

De kolen werden aangevoerd vanuit de Domaniale steenkolenmijn, vlak onder Kerkrade. Deze mijn (1815-1969) had zes schachten, waar op een diepte van 802 meter de kolen (magerkool) gedolven werden. In de tijd van Elzinga werden ze met vrachtauto’s aangevoerd om vervolgens voorin de kolenloods gestort te worden.

Als het gemaal niet in bedrijf was, werden er werkzaamheden uitgevoerd. In de werkplaats stond vroeger eenzelfde lastrafo als Tuut-vrijwilliger Daan Toonen voor ons heeft kunnen bemachtigen. Elzinga heeft zo’n trafo o.a. gebruikt om veegboten in elkaar te lassen voor het schoonmaken van de sloten en vaarten in het district. Er werden in de kolenloods en voor, bij de ketels ook onderhoudswerkzaamheden verricht.

De canapé in de machinekamer van eerste machinist Fliervoet heeft werkelijk bestaan. Het was eigenlijk een klein, oud bed met metalen veren, dat in de hoek stond bij de trap naar de grote kelder. Een kleine lessenaar stond bij het raam vlak bij het kleine keldertje. Toen het Bloemersgemaal al in werking was, werd Lieuwe Elzinga opgevolgd door de heer Sleebosch.



(Bron:Monumentaal 2007 nummer 2)