Stoominjecteur
De voedingwaterinjecteur heeft een beperkte werkingssfeer. De oorzaak van deze beperking ligt in het principe waarop de werking berust. De opbrengst is afhankelijk van de aanzuighoogte, de temperatuur van het aangezogen water en de stoomdruk. De minimale stoomdruk waarbij de injecteur kan werken is 4 kg/cm2.
Is de injecteur in bedrijf, dan is de stoomtoevoerklep geopend. Via deze klep stroomt de stoom in de snelheidsconus. In deze conus krijgt de stoom een grote snelheid. Deze snelheid ontstaat doordat de conus inwendig nauwer (convergerend) wordt. Als de stoom de conus verlaat ontstaat door de grote snelheid van de stoomstraal een zuigende werking en wordt het water uit de wetering opgezogen. Dit koude water mengt zich in de mengconus met de stoom, waardoor de stoom condenseert en het water verwarmd wordt. Dit warme water verlaat met grote snelheid de mengconus. In het eerste gedeelte van de drukconus wordt deze snelheid nog verder vergroot, terwijl in het gedeelte na de vernauwing deze snelheid omgezet wordt in druk. De verhoging van de druk ontstaat doordat het laatste gedeelte van de drukconus steeds wijder (divergerend) wordt. Om het water in de ketel te brengen moet de einddruk van de injecteur hoger zijn dan de keteldruk.
Als de stoomtoevoerklep een weinig geopend wordt begint de injecteur te werken, maar door de te lage einddruk blijft de terug- slagklep gesloten. Het water verlaat nu de injecteur via de gaatjes in de drukconus en de morsklep. Wordt de stoomtoevoerklep verder geopend, dan zal meer water aangezogen worden, de morswater hoeveelheid neemt toe en de druk stijgt. Zodra de waterdruk hoger wordt dan de keteldruk, opent de terugslagklep en sluit de morsklep door de onderdruk die in het huis ontstaat. De injecteur is nogal gevoelig voor vuil. Om de injecteur te kunnen reinigen is deze voorzien van een uitneembaar bronzen binnenwerk. Door het losnemen van de vier hamerkopbouten aan de omtrek kan de injecteur eenvoudig gedemonteerd worden.
