Nok

Uit tutiwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Nok
Leibeugel

De nok draait om middelpunt M. De weg die het middelpunt M1 doorloopt is een cirkelboog met een straal MM1. De lengte van deze cirkelboog is afhankelijk van de slag van de verbindingsstangen en wordt bepaald door de stand van het excentriek. De afrondingsstralen R1 en R2 zorgen ervoor dat de begin- en eindsnelheid van de klep laag is, daar anders schokken optreden. Het afrondingsmiddelpunt M3 ligt hoger dan M. Het loopvlak met de straal R1 loopt dan iets op. De nok maakt op dit gedeelte geleidelijk contact met de rol. In het punt A is de rol zover gestegen dat de speling tussen klepstang en klep opgeheven is en de klep opent. Voor de nokstraal R2 wordt meestal 1,25 tot 1,4 maal de roldiameter genomen. De grootste klepheffing wordt bereikt in punt B, nadat de rol over de cirkelboog met straal R3 gelopen is.