Nok

Uit tutiwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Hoofdpagina | Stoommachine | Onderdelen | Klepbewegingsmechanisme
Nok
Leibeugel

De nok draait om middelpunt M. De weg die het middelpunt M1 doorloopt is een cirkelboog met een straal MM1. De lengte van deze cirkelboog is afhankelijk van de slag van de verbindingsstangen en wordt bepaald door de stand van het excentriek. De afrondingsstralen R1 en R2 zorgen ervoor dat de begin- en eindsnelheid van de klep laag is, daar anders schokken optreden. Het afrondingsmiddelpunt M3 ligt hoger dan M. Het loopvlak met de straal R1 loopt dan iets op. De nok maakt op dit gedeelte geleidelijk contact met de rol. In het punt A is de rol zover gestegen dat de speling tussen klepstang en klep opgeheven is en de klep opent. Voor de nokstraal R2 wordt meestal 1,25 tot 1,4 maal de roldiameter genomen. De grootste klepheffing wordt bereikt in punt B, nadat de rol over de cirkelboog met straal R3 gelopen is.


Voordelen klepbewegingsmechanisme met nok en rol

  • Eenvoudige constructie.
  • Geringe slijtage.
  • Vrij hoog toerental mogelijk.
  • Klep wordt met snelheid nul geopend en gesloten.
  • Door de beperkte maximum lichthoogte kan een lage klep toegepast worden.

Constructie lichthoogte inlaatklep

Kleplichthoogte.jpg

Wanneer de afmetingen van de nok bekend zijn kan de lichthoogte van de inlaatklep bij elke stand van de nok geconstrueerd worden. We laten de nok stilstaan en de rol linksom tegen het nokprofiel oplopen. Het middelpunt N van de rol beschrijft dan de middelpuntsbaan NN2. De middelpuntsbaan kunnen we construeren door vanuit T met TN als straal de cirkelboog NR te trekken en vanuit Q met QR als straal de cirkelboog N2R. Willen we de lichthoogte van de nok weten als deze zich verplaatst van S naar S1, dan draaien we de rechthoekige driehoek MAN om het draaipunt M van de nok van S naar S1. De top van de driehoek beschrijft daarbij een cirkelboog NO. Trek nu uit O de raaklijn OA1 aan de cirkelboog met MA als straal. Het verlengde van A1O snijdt de middelpuntsbaan in N1, dit is het middelpunt van de rol. De nok raakt dan de rol in P. De lichthoogte is ON1. Op deze manier kan voor elke stand van de nok de lichthoogte van de klep bepaald worden. De lijn vanuit M door Q snijdt het nokprofiel in P1. In P1, punt B, heeft de rol zijn maximale lichthoogte bereikt. Het middelpunt van de rol ligt dan in N2, het snijpunt van het verlengde van MP1 met de middelpuntsbaan. Trek vanuit N2 een raaklijn N2A2 aan de cirkelboog met MA als straal. De maximum lichthoogte van de klep is nu N2O1.