Loop van de rookgassen: verschil tussen versies

Uit tutiwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
k
k
 
Regel 7: Regel 7:
<br>Het verloop van die kanalen is gecompliceerd. Ketel 1 en 2 hebben in principe doorstroming in dezelfde richting, vanuit de [[hel]] linksom naar voor, onder de ketel door en dan aan de rechterkant naar de schoorsteen. Deze richting is vooral ingegeven om de kleppen van de [[oververhitter]] te kunnen sturen. Ketel 3 heeft een spiegelbeeldige doorstroming.
<br>Het verloop van die kanalen is gecompliceerd. Ketel 1 en 2 hebben in principe doorstroming in dezelfde richting, vanuit de [[hel]] linksom naar voor, onder de ketel door en dan aan de rechterkant naar de schoorsteen. Deze richting is vooral ingegeven om de kleppen van de [[oververhitter]] te kunnen sturen. Ketel 3 heeft een spiegelbeeldige doorstroming.


De drie ketels komen met hun rookgasafvoer achter in het ketelhuis bij elkaar en gaan dan naar de schoorsteen. Ketel 2 en 3 doen dat op vloerniveau, ketel 1 komt er vanonder af bij.  
De drie ketels komen met hun rookgasafvoer achter in het ketelhuis bij elkaar en gaan dan naar de schoorsteen. Ketel 2 en 3 doen dat op vloerniveau, ketel 1 komt er van onder af bij.  


[[File:Fundering_totaal.jpg|text-top|400px]]<br>
[[File:Fundering_totaal.jpg|text-top|400px]]<br>


De loop van de rookgassen is afhankelijk van de stand van de rookgaskleppen. In deze prent zijn alleen de rookgaskleppen in de fundering weergegeven als licht gekleurde vlakjes. De rookgassen komen uit de vuurgang in de ruimte achter de ketel. Deze ruimte wordt de hel of broek genoemd. Wanneer de rookgasklep na de oververhitter geopend is (staat niet op deze prent!) en de omloopklep gesloten dan stromen de rookgassen door de oververhitter, rookgasklep en het linker rookgaskanaal naar de voorzijde van de ketel. Aan de voorzijde gaan ze onder de ketel door, waarna ze door het rechter rookgaskanaal en het schoorsteenkanaal naar de schoorsteen stromen. Terwijl de rookgassen door de rookgaskanalen stromen komen ze in contact met de romp van de ketel en staan dan een gedeelte van hun warmte af aan het ketelwater.
Wanneer de ketel opgestookt wordt en er nog geen stoom door de oververhitterpijpen stroomt is de rookgasklep bij de oververhitter gesloten en de omloopklep geopend. De rookgassen stromen nu direct vanuit de hel door kanaal en het schoorsteenkanaal naar de schoorsteen. Voor het schoorsteenkanaal is de rookgasschuif geplaatst. Met de rookgasschuif wordt de trek boven het vuur geregeld. De rookgaskleppen en de rookgasschuif worden door middel van staalkabels vanaf de stookplaats bediend. De rookgaskanalen zijn toegankelijk via twee openingen, die zich onder de vloerplaten voor de ketels bevinden. De oververhitter is bereikbaar door de opening. Na het verwijderen van het deksel in de bemetseling aan de achterzijde van de ketel naast de rookgasschuif heeft men toegang tot de [[hel]].


Toelichting op de tekening:
.


 
De [[Werking van de schoorsteen|trek van de schoorsteen]] zorgt ervoor dat in de rookgaskanalen een druk heerst die lager is dan die van de buitenlucht. De koude lucht, die door de scheuren in het metselwerk naar binnen gezogen wordt, vermindert de schoorsteentrek en daarmee de trek boven het vuur. De kans op onverbrande gassen neemt toe, de temperatuur van de rookgassen wordt lager en de warmte-overdracht op het ketelwater vermindert. Omdat de ketel vrij moet kunnen uitzetten is het metselwerk enigszins vrijgehouden van de ketelromp. De ruimte die hierdoor ontstaat is opgevuld met slakkenwol en afgedicht met koord. Het metselwerk van de hel, de oververhitter en het linker rookgaskanaal is bekleed met vuurvaste steen vanwege de hoge temperatuur die de rookgassen daar hebben.
 
 
De loop van de rookgassen is afhankelijk van de stand van de rookgaskleppen (3* en 5*). De rookgassen komen uit de vuurgang in de ruimte achter de ketel. Deze ruimte wordt de hel of broek (1) genoemd. Wanneer de rookgasklep (3*) na de oververhitter geopend is en de omloopklep (5*) gesloten dan stromen de rookgassen door de oververhitter (2*), rookgasklep (3*) en het linker rookgaskanaal (dd 4) naar de voorzijde van de ketel. Aan de voorzijde gaan ze onder de ketel door, waarna ze door het rechter rookgaskanaal (dd 6) en het schoorsteenkanaal (7*) naar de schoorsteen stromen. Terwijl de rookgassen door de rookgaskanalen (dd 4 en 6) stromen komen ze in contact met de romp van de ketel en staan dan een gedeelte van hun warmte af aan het ketelwater.
Wanneer de ketel opgestookt wordt en er nog geen stoom door de oververhitterpijpen stroomt is de rookgasklep (3*) gesloten en de omloopklep (5*) geopend. De rookgassen stromen nu direct vanuit de hel door kanaal (dd 4 en 6) en het schoorsteenkanaal (7*) naar de schoorsteen. Voor het schoorsteenkanaal is de rookgasschuif (15) geplaatst. Met de rookgasschuif wordt de trek boven het vuur geregeld. De rookgaskleppen en de rookgasschuif worden door middel van staalkabels vanaf de stookplaats bediend. De rookgaskanalen zijn toegankelijk via twee openingen (14), die zich onder de vloerplaten voor de ketels bevinden. De oververhitter is bereikbaar door de opening (13). Na het verwijderen van het deksel in de bemetseling aan de achterzijde van de ketel naast de rookgasschuif (15) heeft men toegang tot de [[hel]].
 
 
De [[Werking van de schoorsteen|trek van de schoorsteen]] zorgt ervoor dat in de rookgaskanalen een druk heerst die lager is dan die van de buitenlucht. De koude lucht, die door de scheuren in het metselwerk naar binnen gezogen wordt, vermindert de schoorsteentrek en daarmee de trek boven het vuur. De kans op onverbrande gassen neemt toe, de temperatuur van de rookgassen wordt lager en de warmte-overdracht op het ketelwater vermindert. Omdat de ketel vrij moet kunnen uitzetten is het metselwerk enigszins vrijgehouden van de ketelromp. De ruimte die hierdoor ontstaat is opgevuld met slakkenwol en afgedicht met koord. Het metselwerk (9*) van de hel (1), de oververhitter (2*) en het linker rookgaskanaal (dd 4) is bekleed met vuurvaste steen vanwege de hoge temperatuur die de rookgassen daar hebben.

Huidige versie van 30 okt 2021 om 22:13

Hoofdpagina | Ketels
Ketelfront links.jpg
Fundering totaal tekening.jpg

In het ketelhuis bevinden zich drie volledig ingemetselde ketels. De kleinste ketel is Ketel 1, deze is 6 meter lang. De middelste ketel is Ketel 2 en deze is 8 meter lang. De rechter ketel is Ketel 3 en deze is 9 meter lang.

In het metselwerk rondom deze ketels zijn kanalen uitgespaard om de rookgassen zo veel mogelijk in contact te brengen met de ketelwand en op die manier zoveel mogelijk warmte uit de gassen over te dragen op het water. Ook gaat het metselwerk de uitstraling van warmte tegen en bevordert het rendement.
Het verloop van die kanalen is gecompliceerd. Ketel 1 en 2 hebben in principe doorstroming in dezelfde richting, vanuit de hel linksom naar voor, onder de ketel door en dan aan de rechterkant naar de schoorsteen. Deze richting is vooral ingegeven om de kleppen van de oververhitter te kunnen sturen. Ketel 3 heeft een spiegelbeeldige doorstroming.

De drie ketels komen met hun rookgasafvoer achter in het ketelhuis bij elkaar en gaan dan naar de schoorsteen. Ketel 2 en 3 doen dat op vloerniveau, ketel 1 komt er van onder af bij.

Fundering totaal.jpg

De loop van de rookgassen is afhankelijk van de stand van de rookgaskleppen. In deze prent zijn alleen de rookgaskleppen in de fundering weergegeven als licht gekleurde vlakjes. De rookgassen komen uit de vuurgang in de ruimte achter de ketel. Deze ruimte wordt de hel of broek genoemd. Wanneer de rookgasklep na de oververhitter geopend is (staat niet op deze prent!) en de omloopklep gesloten dan stromen de rookgassen door de oververhitter, rookgasklep en het linker rookgaskanaal naar de voorzijde van de ketel. Aan de voorzijde gaan ze onder de ketel door, waarna ze door het rechter rookgaskanaal en het schoorsteenkanaal naar de schoorsteen stromen. Terwijl de rookgassen door de rookgaskanalen stromen komen ze in contact met de romp van de ketel en staan dan een gedeelte van hun warmte af aan het ketelwater. Wanneer de ketel opgestookt wordt en er nog geen stoom door de oververhitterpijpen stroomt is de rookgasklep bij de oververhitter gesloten en de omloopklep geopend. De rookgassen stromen nu direct vanuit de hel door kanaal en het schoorsteenkanaal naar de schoorsteen. Voor het schoorsteenkanaal is de rookgasschuif geplaatst. Met de rookgasschuif wordt de trek boven het vuur geregeld. De rookgaskleppen en de rookgasschuif worden door middel van staalkabels vanaf de stookplaats bediend. De rookgaskanalen zijn toegankelijk via twee openingen, die zich onder de vloerplaten voor de ketels bevinden. De oververhitter is bereikbaar door de opening. Na het verwijderen van het deksel in de bemetseling aan de achterzijde van de ketel naast de rookgasschuif heeft men toegang tot de hel.


De trek van de schoorsteen zorgt ervoor dat in de rookgaskanalen een druk heerst die lager is dan die van de buitenlucht. De koude lucht, die door de scheuren in het metselwerk naar binnen gezogen wordt, vermindert de schoorsteentrek en daarmee de trek boven het vuur. De kans op onverbrande gassen neemt toe, de temperatuur van de rookgassen wordt lager en de warmte-overdracht op het ketelwater vermindert. Omdat de ketel vrij moet kunnen uitzetten is het metselwerk enigszins vrijgehouden van de ketelromp. De ruimte die hierdoor ontstaat is opgevuld met slakkenwol en afgedicht met koord. Het metselwerk van de hel, de oververhitter en het linker rookgaskanaal is bekleed met vuurvaste steen vanwege de hoge temperatuur die de rookgassen daar hebben.