Het eerste begin

Uit tutiwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Hoofdpagina | Verhalen

Het verhaal van Peter Hoogveld:

Voordeur bij het begin van de restauratie.jpg

Het eerste begin van de restauratie was niets voor techneuten, maar meer voor doorzetters. Toen we begonnen bij De Tuut, moesten we eerst een doorgang maken om bij het gemaal te kunnen komen. De natuur had in de vele jaren dat het gemaal in ruste was, vrij spel gekregen. Toen er eenmaal een toegang was verkregen, bestonden de werkzaamheden slechts uit het opruimen van troep. Veel van de vrijwilligers haakten al snel af, want van technisch sleutelen en spelen met stoom was nog lang geen sprake. Het was pionierswerk; er was geen enkele voorziening. Al het gereedschap werd van thuis meegebracht. Zelfs de mo- gelijkheid om naar een toilet te gaan of je handen te wassen, was er niet. In de toenmalige machinistenwoning echter woonden Jan en Wies Douwes. Zíj waren het die bij de lunch voor koffie zorgden.

Ketels 1986 met vrijwilligers.jpg

Als je de vuurgangen zag, kon je je niet voorstellen dat het gemaal ooit gedraaid had. Een van de eerste werkzaamheden was het schoonmaken van de vuurgangen en de rookkanalen. Alles zat helemaal vol met vliegas, op de bovenste tien centimeter na. De ruimte achter de vuurgangen van elke ketel - ook wel ‘hel’ genoemd - was veel dieper dan we dachten en lag ook vol met vliegas. Zeker twee containers vol zijn toentertijd afgevoerd. In de machinekamer was een schoorsteen. Omdat het in de wintermaanden erg koud was, werd er een kachel geïnstalleerd die werd aangesloten op deze schoorsteen. Toen echter de kachel werd opgestookt, stond in een mum van tijd de gehele machinekamer blauw van de rook. De schoorsteen was verstopt en met een rioolveer hebben we hem toen schoongemaakt. Hij zat vol met takken en nesten van duiven en kraaien. De toestand van het gebouw was slecht. Veel ruiten waren kapotgegooid en ook de onderste delen van de kozijnen waren rot. Iedere week nam mijn vader een kozijn mee naar huis om te restaureren en te voorzien van ruiten. Na deze werkzaamheden was het voor de duiven niet meer mogelijk om in de machinekamer te komen en kon er worden begonnen met het schoonmaken van de machines. De duivenmest moest er met plamuurmessen afgestoken worden.

Winterse activiteiten

In de wintermaanden, als het te koud was om te werken in het gemaal, tekende mijn vader alle bestaande blauwdrukken na. Door de tand des tijds waren ze moeilijk leesbaar geworden. Als leraar techniektekenen was het voor hem echter niet moeilijk ze na te tekenen, doch de veelheid van tekeningen en de soms moeilijk leesbare maten hebben hem toch de nodige hoofdbrekens gekost. Na de winter, toen de temperatuur buiten - en dus ook binnen - aangenamer werd, zijn de ketels ontdaan van dikke lagen ketelsteen. Toen werd er de voorzichtige inschatting gemaakt dat de eerste ketel nog in goede conditie verkeerde. Op veel plaatsen in het ketelhuis en in de machinekamer had het stucwerk losgelaten en er vielen ook nog wel eens stukken naar beneden. We konden steigers lenen van de toenmalige PGEM en met beitels, die waren aangesloten op een compressor, werd al het stucwerk van de binnenmuren gehaald. Alleen al díe operatie duurde vele weken. De ploeg vrijwilligers bestond toen uit ongeveer zes personen, die alle ook nog eens een werkweek van veertig uur hadden. Alleen op zaterdagen kon men destijds activiteiten waarnemen op De Tuut. Er was nauwelijks voortgang te bespeuren en de toenmalige vrijwilligers beseften dan ook dat dit een project van heel veel jaren ging worden. Daarbij kwam ook nog eens dat de financiële middelen zeer beperkt waren; er is zeker menige verfpot uit eigen portemonnee betaald.

Stormschade zijgevel.jpg

Stormschade

Toen tijdens een zuidwesterstorm in 1990 het dak van de machinekamer afwaaide, betekende dat een keerpunt in de restauratie. Het gebouw was verzekerd tegen stormschade. Door de verzekeringsgelden die toen werden uitgekeerd, kregen we enige financiële ruimte. Hoewel veel herstelwerkzaamheden door een aannemer werden uitgevoerd, waren het ook de vrijwilligers die naar vermogen meewerkten aan de reparatie van het dak. Op deze wijze werd er een klein kapitaal overgehouden, dat gebruikt kon worden voor andere hoognodige reparaties. Ook in die periode kon al een beroep worden gedaan op sponsoren en subsidieverstrekkers. Wij konden hen gelukkig overtuigen van het belang van de restauratie, maar met name het resultaat van de afgelopen jaren gaf de investeerders vertrouwen in het project. En óók in de jaren daarna hebben zij ons vaak geholpen. Maar … we zijn er nog niet, er valt nog heel wat te doen.