Het Torentje

Uit tutiwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Het torentje van het slot Blanckenburgh

Wat nog rest van het kasteel Den Blanckenburgh en haar middeleeuwse voorganger is het huidige torentje.

De toren is ten opzichte van kasteel Blanckenburgh in zuidwestelijke richting opgebouwd, ten opzichte van het middeleeuwse kasteel in noordelijke richting. De "toren" staat op de kadasterkaart van 1832 en 1867 ingetekend buiten het perceel nr. 80: dit doet veronderstellen dat het niet direct tot het kasteel Blanckenburgh heeft behoord maar bij zijn voorganger. De muren van de toren zijn 82 cm. dik, de omvang is 4 bij 4 meter en de hoogte is 12 meter. Als bouwmateriaal zijn bakstenen gebruikt. Aan de noordzijde bij de huidige ingang, die bij een uitgevoerde verbouwing is aangepast, zijn de aanzetten van een ophaalbrug nog aanwezig. Als de toren na 1437 is opgebouwd dan kwam de ophaalbrug aan de binnenzijde van het complex, en zou als zodanig geen dienst doen. Is de toren opgebouwd vóór 1437, toen het kasteel ten zuiden van de toren was gesitueerd' dan is de ophaalbrug aan de noordzijde verklaarbaar, en was toen functioneel. De toren moet dus ouder zijn.

Torentje voor 1988

Het blijkt dat de doorgang in de zuidgevel is dichtgemaakt, en in de noordgevel is een deur aangebracht; niet bekend is wanneer deze veranderingen zijn uitgevoerd. Direct onder de daklijst zijn de tandlijst - z.g. muizentand- en de schietgaten nog zichtbaar. Het dak heeft in het verleden een dekking gehad van dakpannen, leien en riet, en nu weer leien. De schoorsteen wordt bekroond met een windvaan; dit het kan een oud exemplaar zijn van de gesloopte toren, of een nieuw exemplaar naar oud model. Torentje voor 1988 Links oostzijde, rechts noordzijdeDe toren fungeerde als een doorloop voor eigen personeel, en was bereikbaar met enkele opstaptreden. De oorspronkelijke ingang bevond zich in de oostgevel waar nu een raam is aangebracht en was vanaf de binnenplaats via een trap en bordes bereikbaar. Dit bevestigt nogmaals dat de toren bij het middeleeuwse kasteel heeft behoord.

Als er een weergang is geweest, wat betwijfeld wordt, dan moet die van hout zijn gemaakt. Er zijn geen sporen van metselwerk aangetroffen dan alleen de muur­aanzetten tegen de zuid- en oostgevel tot een hoogte van twee meter, die te zwak zijn als verdedigingsmuur.

Inwendig heeft de toren twee verdiepingen met zolder en kelder. De doorloop (begane grond) heeft een stenen kruisgewelf en de vloer is het tongewelf van het stenen kelderplafond, bestaande uit kleine plavuizen. In deze ruimte stond vroeger de handbediening opgesteld voor de ophaalbrug aan de noordzijde. De grote toegangsdeur draaide naar binnen open; de twee metalen muurduimen zijn nog aanwezig aan de oostkant. Als gevolg van het dichtstorten van de gracht lijkt de toren kleiner. De kelder ligt gedeeltelijk in de grond. Dit is aan de buitenzijde waarneembaar door een ventilatierooster. De kelder was bereikbaar via een zeer kleine opening in de vloer via de doorloop en een ladder. Nu is de openingstoegang groter en staat er een draaitrap. De oostelijke binnenmuur is daar een steendikte smaller gelaten. De noordelijke keldermuur heeft aan de binnenzijde een uitsparing die doet veronderstellen, dat vanaf de binnenplaats van Den Blanckenburgh een toegang was van ongeveer een meter breed, die werd afgesloten met een luik (geen deur). Een voorlopig plan van de gemeente Beuningen om opgravingen te laten uitvoeren in de omgeving van de toren en het voormalige kasteel, hopelijk tot op een diepte van 4 meter, kan t.z.t. vele vragen beantwoorden betreffende Den Blanckenburgh, de toren en het middeleeuwse kasteel.

Met de aankoop van de boerderij in 1951 door de heer P.H.M. Claassen, komt ook de toren in zijn bezit.

De redactie van het tijdschrift Tweestromenland nr.20 schrijft naar aanleiding van een artikel van de heer Antoon Claassen, zoon van P.H.M. Claassen: "Niet iedereen heeft op het land van zijn vader een torentje staan. Dat geluk is waarschijnlijk alleen beschoren aan Antoon Claassen met zijn broers en zusters in Beuningen",

In mei 1955 was eigenaar Claassen voornemens de toren te slopen, en verzocht hij de gemeente om een sloopvergunning. Het gevolg hiervan is geweest, dat het college van B. en W. op 14 oktober 1955 aan de Rijkscommissie voor Monumentenzorg in Den Haag het voornemen van de heer Claassen kenbaar maakte, en dat zij vragen om de toren te plaatsen op de voorlopige lijst der Nederlandse Monumenten. Vanuit Den Haag wordt op 20 oktober medegedeeld dat de toren op de voorlopige lijst vermeld staat, en dat het aan de eigenaar verboden is hieraan wat te veranderen of te slopen. Een dag later maakt de gemeente per aangetekend schrijven aan de heer Claassen kenbaar, dat het de eigenaar verboden is de toren te slopen, en verzoekt hem om van dit schrijven goede nota te willen nemen. In de dan volgende twintig jaren heeft de heer Claassen een andere kijk op de zaak gekregen, want in 1974 gaat het behoud van de toren hem zeer ter harte. Hij is bereid een overdracht van de toren, met daar­bij een bepaalde oppervlakte grond, aan de gemeente te overwegen. Nu er voor de gemeente de mogelijkheid bestaat de toren in bezit te krijgen, richt zij in 1977 een verzoek tot de Technische Kringdienst te Nijmegen om zo spoedig mogelijk een bestekklaar plan voor volledige restauratie gereed te maken. Op 4 oktober 1978 komt het bestek met tekening klaar, de voorlopige begroting bedraagt f 119.000,-.

Toren met boerderij

In mei 1979 had de gemeente nog interesse tot aankoop, maar in oktober 1979 trekt men zich terug. Nadien zijn beide partijen alsnog tot een overeenstemming gekomen, zodat na tien jaar van onderhandelen de gemeente in 1987 overgaat tot aankoop van boerderij en toren. Dagblad De Gelderlander van 3 augustus 1989 vermeldt: "Het Beuningse College ziet het gebied rondom het torentje als dé entree van Beuningen en wil daar iets moois van maken".

Gezien de huidige realisering van het bouwplan "Centrumpark Den Blanckenburgh " kan het gehele project als geslaagd genoemd worden, en de toren weet zich nu weer omgeven door de nieuwe kasteelheren van Appeltern, van Egmond, Vijgh en van Wijhe.