Heropening

Uit tutiwiki
Naar navigatie springen Naar zoeken springen
Hoofdpagina | Geschiedenis van de Tuut

De restauratie

Logo.jpg

In 1918 werd er in het land van Maas en Waal een stoomgemaal gebouwd dat een halve eeuw lang een flink aandeel heeft gehad aan het droog houden van de achterliggende polder, totdat het in 1967 buiten gebruik werd gesteld. Om vervolgens een blok aan het been van verschillende besturen te worden. Het nam ruimte in, het was te duur om het te slopen, en er was niemand die er iets monumentaals in zag.

Het Begin

Totdat in 1984 de stichting Baet en Borgh zich voor het gemaal ging interesseren. Na de verwerving ervan werd, met de hulp van een aantal vrijwilligers van het eerste uur een begin gemaakt met de restauratie. Het zou een lange geschiedenis worden van veel vallen en opstaan. En dat slaat niet alleen op de schoorsteen. Het gemaal, dat vanaf 1919 tot 1967 in gebruik is geweest, werd in dat laatste jaar gesloten. Letterlijk. Men trok de deur achter zich dicht en deed hem op slot. Er was niet meer schoongemaakt of opgeruimd. Alle vuil en rommel van de laatste draaidag bleef liggen. En zo heeft het gemaal er 17 jaar bij gelegen totdat de stichting Baet en Borgh er zich over ontfermde. Wel vond de eigenaar, het polderdistrict Groot Maas en Waal, dat de schoorsteen een gevaar zou kunnen worden als het eens echt zou gaan stormen. De schoorsteen werd in 1971 dus maar neergehaald, ter voorbereiding van de sloop van het hele gemaal. Neerhalen was een kwestie van gaten boren en om laten vallen, deels in de wetering. Later voor de herbouw is zelfs nog even het idee geopperd om de aankoop van nieuwe (en zeer dure) stenen te vermijden door oude resten op te vissen en opnieuw te gebruiken. Maar dat bleek niet zinvol.

Schoorsteen sloop.jpg

Aanvankelijk wilde het polderdistrict de gebouwen gebruiken voor opslag. De gemeente, die het Niet meer in gebruik zijnde gemaal graag kwijt wilde vond een aannemer die het gemaal wel wilde slopen, maar het polderdistrict stelde beslissingen uit tot na de ruilverkaveling ter plaatse. Even daarna waren er plannen om met de historische vereniging Tweestromenland het gemaal te restaureren en tot museum te bevorderen, maar dat plan bleek zoveel problemen op te werpen dat ook daar van werd afgezien. Dus toch maar slopen? Er kwam uitkomst doordat de in 1983 opgerichte stichting Baet en Borgh grond en opstallen wilde overnemen. Deze werden in maart 1984 voor 14.500 gulden overgedragen. Later is dat bedrag teruggestort als subsidie bij de herbouw van de schoorsteen.

De stichting Monumentenwacht Gelderland maakte een rapport op over de toestand, en trof enige noodvoorzieningen zoals het vervangen van kapotte ruiten en het repareren van een gat in het dak. En toen kon het vallen en opstaan beginnen.

De eerste fase

Allereerst moesten er mensen worden gevonden die het vele werk met verstand van zaken konden plannen en uitvoeren. Gelukkig was er een scheepswerktuigkundige in dienst van de energiecentrale (toen nog PGEM) die bovendien nog gek was op stoomwerktuigen: Jaap Garsijn. Hij bleek bereid om met hulp van verschillende stoom- en andere oudheden minnende enthousiastelingen zijn schouders onder de restauratie te zetten. Er werd meteen begonnen met schoonmaken, en daarna met het losnemen, conserveren, merken en veilig stellen van alle los te maken onderdelen.

Maar er was natuurlijk een hoop geld nodig, niet alleen voor olie en poetslappen, maar allereerst voor het noodzakelijke achterstallig onderhoud van de gebouwen. Er waren tekeningen van de machines, maar die waren in zo’n slechte staat dat ze vrijwel onbruikbaar waren. Een van de vrijwilligers, Toon Hoogveld, heeft ze bijna allemaal lijn voor lijn nagetekend.

Puinhoop.jpg

De voorzitter van de stichting, een architect met een eigen bureau, kreeg van het bestuur de opdracht een begroting voor de te verrichten werkzaamheden te maken. Helaas ging dat niet voor niets, en zo gingen bijna alle beschikbare gelden op aan de bekostiging van deze opdracht. De vrijwilligers zagen met lede ogen het geld in een voor hen ongewenste richting stromen, en het aantal donateurs was bij lange na niet genoeg om dat te compenseren en de vaart erin te houden. De liefde voor de stoommachine won het echter, en de club bleef stug doorwerken, ondertussen allerlei vrienden, bedrijven en zelfs passanten aanklampend om te helpen bij het vergaren van de nodige pegulanten. Dat lukte steeds weer, mede dankzij het wervend vermogen van enkele nieuwe bestuursleden en de geweldige bereidwilligheid van diverse bedrijven. Sommigen waren bereid om voor niets of heel weinig geld bij te springen. Soms mocht er gratis van faciliteiten gebruik worden gemaakt, en dat werd dankbaar gedaan. Inmiddels was er tot vervelens toe bij de betrokken autoriteiten getouwtrek over het wel of niet subsidiëren en wel of niet voorrang geven. Eerst gewekte hoop werd de bodem ingeslagen en later weer gewekt. Krantenverslagen van vergaderingen uit die tijd schetsen een bijna moedeloos makend verhaal over voorrang geven en uitstellen, geld beloven en niet geven en toch weer geven. Bovendien begon de overheid terug te treden, hetgeen betekende dat aan steeds meer monumentenbeheerders duidelijk werd gemaakt dat ze in de toekomst de eigen broek zouden moeten ophouden en dat het rijk niet door kon gaan met als maar geld in nieuwe monumenten te stoppen. Het enthousiasme kreeg het hard te verduren.

Storm

Toen brak op 25 januari 1990 bij een storm het tekstbord, dat vóór het gemaal stond, en woei door een raam naar binnen. Meteen was het hek van de dam, want de volle wind stond op de gevel en bouwde binnen zo’n druk op dat het halve dak werd opgelicht en uit elkaar viel; deels terug in het gebouw. Daar stond iedereen dan. Tranen in de ogen. Maar gelukkig was er een verzekering die een redelijk bedrag aan schade wilde vergoeden. Doordat de vrijwilligers met groot enthousiasme en veel inventiviteit materialen en vakmensen voor weinig of geen geld wisten te organiseren, kon het dak worden gerepareerd voor aanzienlijk lagere kosten, zodat men dacht dat er weer wat geld overbleef voor de verdere restauratie. Helaas besloot het bestuur dat het beter was het overgebleven geld aan andere projecten van de stichting te besteden. De groep vrijwilligers, die vaak op eigen kosten materialen hadden georganiseerd, en nauwelijks geld kreeg voor in hun ogen noodzakelijke hulpmiddelen, voelde zich door het bestuur in de steek gelaten. Bovendien was er bij zo’n gebrek aan geld helemaal geen uitzicht op de herbouw van de schoorsteen. Zonder schoorsteen geen vuur, zonder vuur geen stoom, en zonder stoom geen draaiende stoommachine. De groep viel uit elkaar, de hoofdmachinist werd gepensioneerd en verhuisde naar verre streken.

De tweede fase

Het in de nu volgende periode vernieuwde bestuur bezon zich op de situatie, Tot overmaat van ramp kwam er bericht van Monumentenzorg dat als de schoorsteen er in 1997 niet zou staan, de hele subsidie voor dit monument zou worden beëindigd. Het bestuur, inmiddels onder leiding van Jan Reijnen, liet zich daardoor echter niet uit het veld slaan. Het toeval wilde dat op datzelfde moment iemand beschikbaar kwam om de herbouw van de schoorsteen te gaan organiseren. De nieuwe voorzitter had het voor elkaar gekregen dat er uit allerlei potjes weer geld beschikbaar was om althans een begin te maken met die herbouw. Wel waren er twijfels over de haalbaarheid van het totaal van honderdduizenden guldens voor de nieuwe schoorsteen, maar: Nooit geschoten? Altijd mis! Er werd gewoon begonnen. En het lukte. Het gemaal was tussen 1915 en 1918 ontworpen en gebouwd onder leiding van de firma Van Hasselt en De Koning (het tegenwoordige Haskoning).

Schoorsteen staat weer.jpg

Deze firma werd daarom gevraagd en bereid gevonden hulp te bieden bij die herbouw. Er werd een oud medewerker ingeschakeld om vakkundige ondersteuning en advies te geven bij de planning en de herbouw, en zo konden er een bestek en nieuwe tekeningen worden gemaakt. Er was met de provincie nog wat gesteggel over de hoogte, want die wilde alleen haar toegezegde subsidie handhaven als de schoorsteen zijn oorspronkelijke hoogte van 40 meter kreeg. In het gemeentearchief in Nijmegen, waar een deel van het archief van het polderdistrict was ondergebracht, werd gezocht naar tekeningen van de oude fundering. Die leken niet te vinden, maar een tijdens de speurtocht in het archief toevallig

Kolenloods in verval.jpg

passerende medewerker ving een woord op, en herinnerde zich nog iets op een kast in de kelder te hebben zien liggen. Dat bleken dus de gevraagde tekeningen te zijn. Uit die tekeningen en na een funderingsonderzoek bleek dat het niet verantwoord was om de schoorsteen hoger dan 35 meter op te trekken. Het maken van een nieuwe fundering zou het werk geheel onbetaalbaar maken. De provincie ging akkoord. Er werd een bestek geschreven en de firma Brink uit Arnhem kreeg de eer te bouwen wat waarschijnlijk de laatste in Nederland met de hand gemetselde schoorsteen zal blijken te zijn. De stenen daarvoor moesten speciaal voor dit doel in zuid Duitsland worden gemaakt. Het zijn zogenaamde strengpers radiaalstenen. Taps toelopende en aan een einde afgeronde stenen van een bijzondere samenstelling.

Kolenloods

Omdat de kolenschuur bezig was uit elkaar te vallen als er niet gauw wat gebeurde, werd er in 1996 bovendien een contract gesloten met educatief vormgever Peer Vos die bereid was de nodige herstelwerkzaamheden in eigen beheer en voor eigen beurs uit te voeren mits hij een deel ervan mocht gebruiken voor zijn eigen werkzaamheden. Dit faire aanbod nam Baet en Borgh met beide handen aan, want het betekende een aardige verlichting voor het budget van de restauratie. In het resterende deel van de schuur zou na het opknappen een bezoekerscentrum kunnen worden ingericht. Zonder een plek waar bezoekers even kunnen zitten en een kopje koffie drinken onder een voorlichtend praatje, kan een monument als dit niet rekenen op voldoende bezoekers. En die zullen er toch moeten komen want waar koop je anders de kolen van om de machines te laten draaien? Per stookdag gaat er grif een ton kolen door de vuurgang.

Opnieuw vrijwilligers

De nestors

Toen er een nieuwe schoorsteen en een bezoekersruimte binnen bereik kwamen, kwam bij enkele oude vrijwilligers toch weer de animo terug. Ook bij Jaap Garsijn kroop het bloed waar het niet kon gaan, en hij gooide zich weer met volle energie op de restauratie. De schoorsteen stond er eind 1997. Er werden nieuwe vrijwilligers gevonden, en met hernieuwd enthousiasme werd er elke donderdagavond gedemonteerd, schoongemaakt, gepoetst, en gemonteerd. De stoomketels moesten worden schoongemaakt, de leidingen grotendeels vervangen. Alle appendages moesten worden schoongemaakt en gecontroleerd. Meters moesten geijkt worden. Daarvoor bleek een enthousiaste technicus met eigen faciliteiten te zijn gevonden die dat geheel gratis deed. Met hulp van de firma Willems uit Beneden- Leeuwen die gratis de hele elektrische installatie van de gebouwen vernieuwde, kwam ook de elektriciteitsvoorziening veilig en goed voor elkaar. De werkplaatsruimte achter de ketels werd opnieuw ingericht. Er werd een smidse “georganiseerd”. Het krooshek en de vlonders met de trap erheen werden vernieuwd. Pakkingen van de ketels werden vernieuwd en lekdicht gemaakt. Het hele ketelhuis werd opnieuw gestuukt. Het metselwerk om de ketels werd gerepareerd en langzamerhand kwam er orde in de chaos en begon de aanvankelijke puinhoop weer op een echt ketelhuis met machinekamer te lijken. Samen met Peer Vos die de kolenschuur had opgeknapt werd er een bezoekersruimte ingericht, met behulp van overal vandaan gehaald meubilair dat hier nog goed bruikbaar was.Doordat er een vrijwilligster werd gevonden die er schik in heeft bezoekers hartelijk te verwelkomen, konden er al in 2000 inkomsten worden gegenereerd om een begin te maken met de organisatie van de exploitatie.De eerste machine kwam begin 2001 klaar. Ketel 1 werd begin van het jaar door het Stoomwezen gekeurd. Inmiddels is begonnen met de restauratie van machine twee. Die zit aanzienlijk meer vastgeroest dan de eerste. Maar nu we weten hoe het moet komt ook die wel voor elkaar.

Jan Kamminga

Heropening

Met het in bedrijf stellen van stoommachine 1 heropende de toenmalige commissaris van de Koningin in Gelderland, Jan Kamminga op 18 mei 2001 het stoomgemaal als museum. De restauratie van De Tuut was al jaren tevoren begonnen en werd pas in 2015 voltooid.

Onder stoom!

Ketel 1 is voor twee jaar goedgekeurd, de schoorsteen blijkt uitstekend te trekken, machine 1 loopt als nieuw en het resultaat is vanaf nu te bezichtigen. U zult met ons eens zijn: het is fantastisch geworden. Van het vele vallen zullen we ons spoedig alleen nog het daaropvolgende opstaan herinneren. Dankzij de vele vrijwilligers die er zeeën van hun vrije tijd (en soms zelfs eigen geld) in hebben gestoken.